Zelfkennis
Als je een ander dan jouw eigen deel van de wereld
kon zijn, wat was je dan? Als je een dier was
en gewelf of grond, een ander mens –
en dan het verband met wie je bent.
Zou ik regen zijn? En van alles willen
wassen, bewateren, gaten daveren in wat
plaats moet maken, aaien wie het nodig heeft
en wegspoelen wat weg. Ik zou me vragen
elke druppel te herinneren
want waar die valt daar horen we
elkaar. Horen we te zijn, vallen we even
samen. Misschien is regenen een vorm van prevelen
en hoef je je woorden maar te volgen
om de wolken – hun verschijnen
hun verdwijnen – te zien
varen.
Uit Voor permanente bewoning (2020)
Uitgeverij Cossee
Foto © weblog ‘Zichtbaar Alleen’
* * *
Anna de Bruyckere (Middelburg, 1987) schrijft poëzie, essays, verhalen en theater. Ze staat geregeld op de planken en publiceerde in onder andere ‘Het Liegend Konijn’, ‘De Brakke Hond’ en ‘Deus ex Machina’. Ze werd opgeleid tot filosoof en econoom in Gent, Cambridge en Durham en geeft les. In 2018 en 2019 was ze stadsdichter van Middelburg.
In 2020 verscheen haar debuutbundel ‘Voor permanente bewoning’. Het intrigerendste aan de gedichten van Anna de Bruyckere, aldus haar uitgever, zijn de verrassende wendingen: regenen wordt een vorm van prevelen. Een warm bed ontpopt zich als plaats voor nietsontziende zelfreflectie. En uit het geel in een verder grijze polder wordt als een schuchter liefdesgedicht een warm blakend vest / precies jouw maat geweven. Met oog voor de kleine dingen beschrijft de dichter dat wat ons levenslang bezighoudt. Dat is het betoverende in deze gedichten. Voor permanente bewoning is een opvallend debuut dat formuleert wat ons in onze alledaagse hectiek vaak ontglipt, omdat we het niet zien of er nog geen woorden voor hadden’.