Allemaal waanzin

Nam ik waar of dacht ik of schreef ik gewoon maar op:
‘De krijsende tafel staat in brand.’

Een plotseling gegroeide reusachtige zwam
midden in mijn huis, hij mag blijven,
want van heinde en verre trekken verwonderde geleerden en
bewonderende gewone mensen
naar mij toe. Iedereen heeft een verklaring, als bij de Rorschachtest:
‘een teken van wie?’ ‘een symbool van wat?’
”t is een ziekte die nu zichtbaar wordt!’

Ik zit erbij en classificeer de meningen
en kollekteer rustig de entreegelden,
tot er iemand komt die zegt:

‘Zo’n zwam, wat is daar nu aan,
ik ben al omringd door merkwaardigheden, want ik las:
‘De revolutie werpt zijn schaduwen vooruit
op het schip van staat dat danst als een vulkaan.’

Uit: ‘Gedichten’ (Bert Bakker, 1984).

* * *

Jan Pieter Guépin debuteerde in 1968 met ‘De mens is een dier maar hij zou het kunnen weten’, dat hem de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam opleverde.
In 1983 verscheen ‘De Beschaving’, zijn belangrijkste werk. Hierin propageerde hij een retorische mentaliteit als levenshouding. In de lezing ‘De heilige Herodes’ hernam hij de antieke polemiek tegen het christendom. Voorts vond Guépin dat burgerlijkheid te verkiezen was boven het grote gebaar (‘Weg met de bohème’).
Guépin was een groot pleitbezorger van de Neolatijnse poëzie, die hij veelvuldig vertaalde.