Soldatenliedje
Toen ik nog een fluit in de bergen
was, zilver en duisternis
bij steenresten achterlatend
en vaak sprekend met het dier Koekoek
of de krolse kooiwachter
groen en geel van nijd –
leefde ik bij brood alleen
of nog minder,
overdag plantte ik een jonge
totempaal voor vrijheid,
was ik grenspost in niemandsland,
kroop ik met het graan uit de aarde.
Natuurlijk kende ik
mijn erfvijand, drong ik binnen
in zijn kamp met populaire
wapenrustingen, helmen van regen
voor de zomerdag en
soldaten groen tot over hun oren.
Zij leerden mij een zwart liedje
tiktak, met de haan van een geweer,
tik: leven, tak: dood,
voor muzieknoten namen zij kogels
die het zeker ver zouden brengen en nu al
het land deden trillen als een duivenhart.