Gered
Op een nacht lag ik wakker en hoorde
mijn hart niet meer slaan.
Ik ging dus dood, niet uitverkoren
of wedergeboren. Ontdaan
dacht ik: voor eeuwig verloren.
Ik had, als ik kon, wel op willen staan
maar waarom zou ik mijn ouders storen?
Het was gedaan, het was gedaan.
‘k Viel in slaap onder stil geschrei,
was bevreemd toen het ochtend werd.
Angst begon te tanen,
vooral toen de meester eens zei:
bekeringen gaan gepaard met tranen.
Ik had gehuild, was dus gered.
Uit: ‘Wat blijft komt nooit terug’ (1979) – De Arbeiderspers
= = = = = = = = = = = = =
‘Jan Eijkelboom (1926-2008) is een echte Dorthenaar, wat niet zelden blijkt uit zijn poëzie. Zijn debuut ‘Wat blijft komt nooit terug’ sloeg in 1979 in als een bom. Drieënvijftig was hij en een klein mensenleven op zoek naar een eigen stem. De critici juichten. ‘Wat blijft komt nooit terug’ toont ons een dichter in een hard gevecht met koning Alcohol, op zoek naar zijn verloren jeugd of overstromend van liefde. Het is een poëtisch drieluik van grote allure. Na zijn doorbraak als dichter publiceerde hij een lange reeks bundels, waaronder ‘Het arsenaal’ (2000).
De Volkskrant schreef over Eijkelbooms biograaf die in 2021 verscheen: ‘De biografie Nooit het hele hart is geschreven door Kees van ’t Hof, die ook Eijkelbooms verzamelde gedichten bezorgde. Het beeld van Jan Eijkelboom dat het boek oproept, komt overeen met de toon van diens pöezie en het relativerende proza, de interviews die hij gaf en de foto’s die van hem bekend zijn: een vriendelijke, melancholieke man, die in zijn werk somber, wijs en lichtvoetig tegelijk kon zijn. Hij dichtte: ‘Doodgaan behoort tot het zeer weinige/ dat niet zou mogen./ Toch wordt het veel gedaan.’