Slachtmaand

knorrig de jichtige
takken nogal krepel dansen
er zwaait nogal
er fluit wat op pijpestelen

als tuinfeest een koude kermis
geen breughel, vleesoker aquarel

het blad beschrijft
de handtekening – hoezo cuyp –
gaat als een tentje
op druppels liggen

(motregen zou erom proesten, later
in tranen er dit gedicht op tikken)

oude geschiedenis, bekaaid, gekortoord
het uitbotten wacht wacht
beenhouwerstaal voor een dood varken

Uit ‘Haaks op de uitvlucht’ (1989)
Uitgeverij Meulenhoff.

* * *

Jan G. Elburg was een Nederlands dichter en beeldend kunstenaar, die tot de Vijftigers wordt gerekend. Als beeldend kunstenaar was hij actief als graficus, schilder, tekenaar, beeldhouwer en collagist. Hij was jaren docent aan de Rietveld Academie. Hij kwam in contact met dichters als Gerrit Kouwenaar en Lucebert, met wie hij zich aansloot bij de Cobragroep.
Als jonge dichter en kunstenaar was Elburg geïnspireerd door troubadourspoëzie en het surrealisme. Hij experimenteerde met grafische technieken, schilderde en maakte fotomontages. Hij schreef ook reclameteksten, en was jaren leraar op de Rietveld Academie.
In 1948 werd Elburg onderscheiden met de Jan Campert-prijs voor ‘Klein t(er)reurspel’. Verder ontving hij in 1959 de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor ‘Hebben en zijn’, in 1970 de Feniksprijs voor zijn gehele oeuvre en in 1976 de Constantijn Huygens-prijs nogmaals voor zijn gehele oeuvre.