Om wat ik van de liefde weet
Om wat ik van de liefde weet
en van de vrouw die mijn moeder is, de vrouw die mijn
vrouw is, de vrouw die mijn dochter zal zijn, o mijn
dochter
en van het vechten vuur om vuur
en van de liefde.
In efficiënt getraliede kantoren
becijfert men de laatste stand der lopen
en wat het geld kost in Afghanistan
en hoe het zijn zal wanneer morgen
de zon weer twee seconden later opgaat
en domme naakte meisjes horen het
en in hun kleine zachte buiken hangen
hun smalle baarmoeders wachtend en open
en luiden luiden
megafoniese
klokken van dood en leven.
Geen van hen weet hoe er in mensenmonden
een padde heerst van krompraat en verkrachting
en geen weet hoe de luchtmacht van de avond
haar stafkaart ontrolt boven stervenden.
Om wat ik van de liefde weet
en van dit land zonder hemel
en van der kanonnen kaatsebal heen en weer kijk ik niet ‘k vang
je al edelman bedelman
en van de liefde.
Uit: De Gids, jaargang 114
**************************************
De ‘Groninger Vijftiger’ Koos Schuur zag het levenslicht in Veendam, op 4 oktober 1915, en werd bij het bevolkingsregister ingeschreven als Jacobus Geradus Schuur. Hij stierf in 1995 te Almere. Hij was dichter, prozaïst, bloemlezer en copywriter. Publiceerde in 1937 poëzie in de Winschoter schoolkrant ‘Pomp’, een initiatief van A. Marja. Was van 1935-1942 journalist bij ‘Nieuwsblad de Noordooster’ te Wildervank. Verhuisde in 1942 naar Amsterdam. In cafe Eylders (Korte Leidsdwarsstraat 7, Amsterdam) leerde hij, via Gerard den Brabander, Jan Elburg kennen. Werd in 1945 letterkundig adviseur bij De Bezige Bij. Met Ferdinand Langen oprichter en redacteur van ‘Het Woord’ (1945-1949). Woonde van 1951-1963 in Australië, waar hij bij een uitgeverij werkzaam was. Medewerker aan o.a. ‘Den Gulden Winckel’, ‘Groot Nederland’, ‘Parade der profeten’ en ‘Gedicht’.
(Bron: gedichten.nl)