Rookmoeder
Het kind in de tuin
is een ander kind.
Het woont in een dik huis.
De moeder gaat in zachte kringen,
het stilste.
Het onwennigste.
Ik wil het altijd weer,
liggen in vaste armen.
De tuin verzint het kind
de vrouw
de lucht
is platgesteven.
Ze legt haar rode handen neer.
In de grond maakt ze barsten,
en ze kookt voor ons een kool
die de vorm heeft van een hoed.
Hoe lang kan een moeder leven?
Uit: Zes gedichten (De Gids, jaargang 155, 1992)
* * *
Kreek Daey Ouwens (Lindenheuvel, 1942), opgegroeid in de Limburgse mijnstreek, schrijft veelal autobiografische gedichten die opvallen door hun fragmentarische opbouw en een sobere, schijnbaar ‘naïeve’ stijl. In haar poëzie zijn de ‘grote levensthema’s’ terugkerende elementen.
In 2013 werd haar de Leo Herberghs-poëzieprijs toegekend. Haar bundel ‘De achterkant’ ontving een nominatie voor de VSB Poëzieprijs 2009-2010.