Dicht
Wijder kon het niet. Iedereen kon kijken,
niemand keek. Nu dreigt de sluiting, er is
geen meisje dat me streelde, geen man
die binnen kwam. Wat openhartig leek
verliest betekenis. Strijken, streek
gestreken, te gauw was ik bezweken.
De spiegel redt, een vrome spiegelvrouw
die mij herkent en aankleedt voor het feest
waar ik nooit gastvrouw ben geweest.
Niets zal ik zeggen en niets zingen,
het dienblad dragen en geen fooi bedingen.
Uit: ‘Dieptevrees’ (1993) – Van Oorschot.