Panta rhei
Zoals laatst toen ik had gedroomd
dat ik duizend jaar eerder leefde.
Ik werd heel langzaam wakker en
van ver weg kwamen de stemmen van
Ko van Dijk en Hans Croiset, luid
weerkaatsend door het slot van Mathilde
van Toscane (de plaats heet Canossa),
waarvoor wij 3 dagen hadden gebivakkeerd.
Beneden in de slotkapel celebreerde
Gregorius VII een dankmis.
Moeizaam probeerde ik tot klaarheid
te komen. Waar was ik? Sliep ik nog?
Was mijn ontwaken duizend jaar later
alleen maar een droom?
Naast mijn matras op de stenen vloer
lagen mijn maliënkolder en mijn degen.
Buiten nog steeds de sneeuw.
Uit: Tirade, jaargang 10
Beeld: © schrijverspunt.info
*********************
Hendericus Mattheus (Riekus) Waskowsky, de broer van beeldhouwer Edu Waskowsky, was een Nederlands dichter, gevestigd in Rotterdam. Naast schrijven hield hij zich bezig met vertalen (o.m. werk van Pablo Neruda en Evelyn Waugh) en allerlei andere ambachten, zoals plaatwerken.
Waskowsky was onder meer bevriend met Jules Deelder, aan wie hij het gedicht Op de sien opdroeg, en met Gerrit Komrij. De laatste typeerde Riekus bij diens dood in zijn column in het NRC Handelsblad met de zin: ‘Hij ontbeerde in hoge mate de misselijke drang zich geliefd te willen maken.’
In 1968 won Waskowsky de Alice van Nahuys-prijs voor zijn debuut Tant pis pour le clown. Maar zijn beroemdste werk is ongetwijfeld ‘Slechts de namen der grote drinkers leven voort’ (1968) – De Bezige Bij.