Leven’s bazaar

Het was zomer, maar
in mijn hart was het najaar –
O, oude stad zonder altaar,
waarin ik ging dwalen –

nu ben ik weg van haar,
een moment zonder haar,
in het gouwen duister
van leven’s bazaar.

Ik zwerf langs de terrassen
in het late licht,
ergens zocht ik haar gezicht,
overal moest het zijn –

want in mijn kamer was haar stem
gekomen, doodmoe gewaaid,
die lang was gebleven, verfomfaaid
ritselend van vreemde pijn.

O, de avond zwierf langs de straten,
ontstak pas laat de lampen in de bar,
want het was zomer,
maar in mijn hart sloeg een donkerend jaar.

Het oeuvre van de dichter Jacob Groot (1947), die in 1970 onder het pseudoniem Jacob der Meistersänger debuteerde met de bundel Net als vroeger, is zonder meer te kwalificeren als een klasse apart. Tegen de modernistische trend in, waarin realisme en zakelijkheid de boventoon voerden, schreef hij neoromantische verzen, weliswaar met een ironische toets, maar toch onmiskenbaar in de geest van de Tachtigers. Zijn inspiratiebronnen waren J.H. Leopold, Johan Andreas dèr Mouw en Herman Gorter, dichters die zich met geestverwanten als Kloos, Van Eeden en Van Deyssel keerden tegen de realistische ‘domineespoëzie’ van voor 1880 en pleitten voor naturalisme en impressionisme, waarin ruimte was voor het beschrijven van de eigen gemoedstoestanden – in die dagen een ongehoorde brutaliteit.
Dit zijn geen gedichten die je door de loep van close reading bekijkt op zoek naar verborgen ingrediënten. Het zijn gezangen die je in hun geheel tot je moet nemen, omdat ze ‘op de ultieme manier van muziek het ultieme willen uitdrukken’. Of dat gelukt is, valt buiten het bestek van deze Klassieker. Maar één ding is duidelijk: bij Jacob Groot zit de duivel niet in de details aangezien de engel in het geheel schuilt.