Voorjaar
Jij, voorjaar waar ik niet van houd, ik wil wel
vertellen dat bij ’t omslaan van een straathoek
je voorteken mij als een dolk verwondde.
De schaduw, teer nog, van de naakte takken
op de nog naakte aarde doet mij beven
van angst dat ik zou kunnen en zou moeten
herleven.
De groeve lijkt onzeker
nu jij weer naderbij komt, eeuwig voorjaar,
dat meer dan alle andere getijden
zo wreed nieuw leven wekt en het vermoordt.
Uit ‘Serene wanhoop’ (Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 1995).
© vertaling: Ike Cialona
© foto: mangialibri.com
= = = = = = =
Umberto Saba (Triest, 1883) is een Italiaanse dichter, geboren uit het huwelijk van een Joodse moeder en een katholieke vader. Hij begint al op jonge leeftijd gedichten te schrijven. In 1910 verschijnt zijn debuut ‘Poesie’. Hij gebruikt dan ook voor het eerst het pseudoniem Saba, wat het in het Hebreeuws zowel ‘gevoed’ als ‘grootvader’ betekent. Er volgen enkele bijdragen aan literaire bladen en een tweede gedichtenbundel, ‘Met mijn ogen’. Daarnaast schrijft Saba steeds meer proza, waaronder korte verhalen en krantenartikelen.
Saba lijdt aan een zwakke psychische gezondheid, die hem, ondanks het feit dat hij twee wereldoorlogen ongeschonden doorkomt, parten blijft spelen. Nadat hij in 1948 naar Triest terugkeert, het winnen van twee literaire prijzen ten spijt, verslechtert Saba’s gezondheid. Hij overlijdt op 25 augustus 1957 en wordt begraven in Triest.
De gedichten van Saba balanceren tussen banale en soms verfijnde beeldentaal. Ze gaan vaak over zijn dochter Lina of andere familieleden, of over zijn gevoelens voor andere mannen, waarbij hij het beste op dreef is.
Bron: Wikipedia.