Overgebleven gedicht
Wie leidt geen leven als een slechtzittend pak vol vlekken?
Wij gaan ’s nachts met een zaklantaarn op een zonnewijzer
kijken hoe laat het is.
Ik heb de klok horen luiden,
al weet ik waar de klepel hangt.
Het licht staat loodrecht in het gras,
onaangeroerd als een fles melk’
voor een huisdeur in de ochtend.
Het asfalt blijft zo zwart als roet.
Ik weet niet waar de tijd begon.
Niet waar ik zelf beginnen moet.
Uit: ‘Overgebleven gedichten’ (1968) – Bezige Bij.